OP U KOMT HET AAN!

Koning Willem II, Multatuli, Drees sr. en Henk Vonhoff; zij waren lid van de Nederlandse vrijmetselarij, die in 1999 haar 265-jarige jubileum vierde. Het voorheen zo onbenaderbare maçon-nieke bolwerk timmert de laatste jaren in alle openheid aan de weg. Maar aan de soms hysterische vooroordelen is nog steeds geen eind gekomen.

 

René Zwaap

Source: De Groene Amsterdammer, 7 juli 1999 – verschenen in nr. 27

Afkomstig uit een antiquarische publicatie van het periodiek "De Groene Amsterdammer", hebben wij het navolgende fragment geëxcerpeerd, hetwelk een minutieuze analyse presenteert van de soms gespannen interacties tussen de vrijmetselarij en de bredere samenleving. Een opmerkelijk aandachtspunt binnen dit exposé ligt op de handelwijze van de Evangelische Omroep (EO), die er bewust voor opteerde om, middels een niet-onderbouwde documentaire, de schijnwerpers te richten op de vrijmetselarij. De uiteindelijke uitkomst van deze strategie dwong Andries Knevel en zijn medestanders tot een formele rectificatie.

In dit exposé wordt tevens melding gemaakt van de persoon van Evert Kwaadgras, een eminent voormalig lid van de loge L'Age d'Or. Kwaadgras, beoefenaar van de klassieke filologie en conservator van het Cultureel Maçonniek Centrum Prins Frederik in Den Haag, verwierf internationale eruditie als een gezaghebbend kenner van de maçonnieke geschiedenis. Hij trad regelmatig op als bemiddelaar wanneer er een potentieel vertekend beeld dreigde te ontstaan rondom de vrijmetselarij in de Nederlandse media. Op deze wijze trachtte hij de authentieke essentie van de vrijmetselarij te belichten en misvattingen te corrigeren, alsmede bij te dragen aan een genuanceerdere perceptie van deze broederschap binnen de maatschappelijke context.

IN HEEL DE wereld hebben vrijmetselaars krachtige protesten laten horen tegen het voornemen van de Britse regering onder leiding van Tony Blair om rechters, officieren van justitie en politieagenten voortaan verplicht te stellen hun eventuele lidmaatschap van een vrijmetselaarsloge openbaar te maken. De kwestie van de maçonnieke meldingsplicht kwam verleden jaar ter tafel in Wales en sloeg vervolgens over naar het Engelse parlement, waar Labour-veteraan Chris Mullin, voorzitter van de commissie Binnenlandse Zaken van de House of Commons, een prestigekwestie maakte van het ontrafelen van veronderstelde vrijmetselaarsnetwerken bij politie en justitie. Aanleiding voor dit opmerkelijke Labour-offensief waren enkele door de Britse pers aangezwengelde affaires waaruit zou blijken dat vrijmetselaars bij justitie en politie ‘een macht binnen de macht’ zouden vormen, waar onderlinge broederschap zou prevaleren boven recht. Deze solidariteit onder gezagdragende vrijmetselaars zou niet alleen hebben geleid tot enkele denderende corruptie-affaires, maar bijvoorbeeld ook tot onterechte veroordelingen, onder andere inzake de beruchte bomaanslag op een pub in Birmingham.

Vrijmetselend Engeland, met 8500 ‘loges’ zonder meer het maçonnieke hartland van Europa (ter vergelijking: Nederland telt er 145, waar in totaal zo'n 6000 leden bij zijn aangesloten), protesteerde uit alle macht tegen het anti-maçonnieke temperament dat zich kennelijk van Labour meester heeft gemaakt. Maar veel helpen deed dat vooralsnog niet. Eerder deed de Engelse regering een proef om Britse justitieambtenaren op basis van vrijwilligheid te laten melden of zij lid waren van een vrijmetselaarsorde. De bevindingen van die enquête werden gepubliceerd in een regeringsrapport. Daaruit bleek dat een op de vijf (mannelijke) magistraten in Engeland lid is van een vrijmetselaarsloge. Bij gewone rechters lag het percentage op bijna vijf, terwijl onder mannelijke gerechtsambtenaren het per centage actieve vrijmetselaars op negentien zou liggen. Volgens Lord Chancellor Lord Irivine, hoofd van de rechterlijke macht, zou onder druk van de publieke opinie een openbaar register moeten worden aangelegd. Hij gaf toe dat dat in hoge mate controversieel was, maar: ‘Het is duidelijk dat alle rechters hun maçonnieke bindingen openlijk moeten melden als er een mede-vrijmetselaar voor de rechtbank verschijnt.

LABOUR-PARLEMENTARIËR Mullin stelde reeds dat de maçonnieke meldingsplicht ingevoerd zou moeten worden. ‘Er bestaat veel ongefundeerde paranoia over de vrijmetselarij, maar het geloof dat ongeoorloofde maçonnieke invloed een rol speelt in het openbare leven is wijd verbreid’, schreef Mullin in een rapport waarin verontwaardigd werd gereageerd op de weigering van 48 procent van de leden van het Openbaar Ministerie om aan het parlementaire onderzoek mee te doen. Ook onder de naar schatting zesduizend vrijmetselaars in Nederland hebben de ont wikkelingen in Engeland tot grote opschudding geleid. Diverse Nederlandse vrijmetselaars grepen naar de pen om in ingezonden brieven aan de Britse pers lucht te geven aan hun verontwaardiging over de huns inziens puur discriminerende maatregelen.

Vrijmetselaar Evert Kwaadgras, conservator van het Cultureel Maçonniek Centrum Prins Frederik in Den Haag, vertelt dat er plannen bestaan om de regering-Blair aan te klagen bij het Europese Hof van de Mensenrechten. ‘De Labour-regering ziet de vrijmetselarij kennelijk als een typisch bolwerk van de conservatieven, waar ze nu eens ongebreideld jacht op kunnen maken. Zelf kom ik regelmatig over de vloer bij Engelse vrijmetselaars, en die zijn zeer verontrust. De enige groep mensen van wie in Engeland tot voor kort een openbaar register werd bijgehouden, zijn pedofielen. Daar worden vrijmetselaars nu kennelijk mee gelijkgesteld. Deze maatregel druist volledig in tegen de vrijheid van vergadering en dreigt een gevaarlijk precedent te scheppen.

KWAADGRAS, VAN HUIS uit classicus en sinds jaar en dag lid van de Orde der vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden, is niet alleen een internationaal gevierd kenner van de maçonnieke geschiedenis, hij grijpt ook in als de traditionele legendevorming over aard en wezen van de vrijmetselarij in de Nederlandse pers op hol slaat. Bijvoorbeeld toen de Evangelische Omroep december verleden jaar een documentaire over de vrijmetselarij op tv vertoonde. In een begeleidend artikel in het EO-blad Visie werd de vrijmetselarij beschreven als niet minder dan een soort satanische sekte, alwaar de leden in hun tempels allerlei blasfemische rituelen zouden opvoeren, compleet met het drinken van wijn uit doodshoofden, broeierige seksuele riten en curieuze pseudo-martelpraktijken ter vergroting van de clubgeest. De nijvere speurders van Andries Knevels EO hadden vooral gretig geput uit Internet-bronnen uit de Amerikaanse Bible-belt.

Kwaadgras: ‘De EO verkondigde kennelijk op gezag van een Amerikaanse bron op Internet dat geheel Washington stedebouwkundig zou zijn vormgegeven aan de hand van een geheim maçonniek concept - ook zo'n staaltje van pure idiotie.’ Daarnaast, zo signaleerde Kwaadgras, putte de EO gretig uit het oeuvre van de Franse satiricus Léo Taxil (1854-1907), die onder het motto ‘Tuons-les par rire’ een geheel eigen maconnieke strijdwijze voerde. Toen paus Leo XIII in 1884 in zijn encycliek Humanum genus de roomse banvloek tegen de vrijmetselaars nog eens bekrachtigde, reageerde Taxil met een boekwerk waarin alle vanuit het Vaticaan geventileerde beschuldigingen versus de vrijmetselaars in nog grovere karikaturen werden bevestigd. Taxils burleske verzinsels groeiden uit tot een soort anti-vrijmetselaarsbijbel. De Franse beroepsbedrieger werd zelfs op audiëntie bij de paus gevraagd en was de ster van een Europees anti-maçonniek congres dat op eerste paasdag 1897 in aanwezigheid van 37 bisschoppen werd belegd in het Italiaanse Trente. Daar maakte Taxil bekend dat hij zijn publiek maar liefst twaalf jaar lang in het ootje had genomen, hetgeen hem niet in dank werd afgenomen. Taxils spel met de grenzen van de bigotte geest bleek honderd jaar na dato nog steeds effectief in het hoofdkwartier van de EO. Na dreiging met een kort geding van de Orde der vrijmetselaren ging de EO over tot rectificatie.

KWAADGRAS, VAN HUIS uit classicus en sinds jaar en dag lid van de Orde der vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden, is niet alleen een internationaal gevierd kenner van de maçonnieke geschiedenis, hij grijpt ook in als de traditionele legendevorming over aard en wezen van de vrijmetselarij in de Nederlandse pers op hol slaat. Bijvoorbeeld toen de Evangelische Omroep december verleden jaar een documentaire over de vrijmetselarij op tv vertoonde.  In een begeleidend artikel in het EO-blad Visie werd de vrijmetselarij beschreven als niet minder dan een soort satanische sekte, alwaar de leden in hun tempels allerlei blasfemische rituelen zouden opvoeren, compleet met het drinken van wijn uit doodshoofden, broeierige seksuele riten en curieuze pseudo-martelpraktijken ter vergroting van de clubgeest. De nijvere speurders van Andries Knevels EO hadden vooral gretig geput uit Internet-bronnen uit de Amerikaanse Bible-belt.

Kwaadgras: ‘De EO verkondigde kennelijk op gezag van een Amerikaanse bron op Internet dat geheel Washington stedebouwkundig zou zijn vormgegeven aan de hand van een geheim maçonniek concept - ook zo'n staaltje van pure idiotie.’ Daarnaast, zo signaleerde Kwaadgras, putte de EO gretig uit het oeuvre van de Franse satiricus Léo Taxil (1854-1907), die onder het motto ‘Tuons-les par rire’ een geheel eigen maconnieke strijdwijze voerde.

Toen paus Leo XIII in 1884 in zijn encycliek Humanum genus de roomse banvloek tegen de vrijmetselaars nog eens bekrachtigde, reageerde Taxil met een boekwerk waarin alle vanuit het Vaticaan geventileerde beschuldigingen versus de vrijmetselaars in nog grovere karikaturen werden bevestigd. Taxils burleske verzinsels groeiden uit tot een soort anti-vrijmetselaarsbijbel. De Franse beroepsbedrieger werd zelfs op audiëntie bij de paus gevraagd en was de ster van een Europees anti-maçonniek congres dat op eerste paasdag 1897 in aanwezigheid van 37 bisschoppen werd belegd in het Italiaanse Trente. Daar maakte Taxil bekend dat hij zijn publiek maar liefst twaalf jaar lang in het ootje had genomen, hetgeen hem niet in dank werd afgenomen. Taxils spel met de grenzen van de bigotte geest bleek honderd jaar na dato nog steeds effectief in het hoofdkwartier van de EO. Na dreiging met een kort geding van de Orde der vrijmetselaren ging de EO over tot rectificatie.

HET SYMBOLENRIJK van de vrijmetselaars - voor de buitenwacht vooral bekend van Mozarts Zauberflöte - stuit buiten de tempels nog altijd op veel onbegrip. R.J.H. Bremer, zegsman van het aan de Haagse Prinsessegracht gevestigde maçonnieke hoofdkwartier: ‘Het feit dat wij een besloten vereniging zijn doet bij bepaalde kringen nog steeds de hoofden op hol slaan. Maar waarom de EO nu nog zulke klinkklare onzin over ons verkondigt, is mij een raadsel. Er zitten genoeg protestanten onder onze zesduizend leden, net als katholieken en moslims trouwens.’ Bakermat van alle vooroordelen jegens de vrijmetselarij is ongetwijfeld het Vaticaan, dat in de denkbeelden van de maçonniek, waarin echo’s van zowel de Egyptische hermetiek en de tempeliers als van de Kathaarse gnostiek weerklinken, altijd een bedreiging heeft gezien. Door de geheime ‘ritualen’ van de vrijmetselaars te benoemen als erediensten voor de duivel, slaagde Rome erin de angst voor deze vreemde wereld er bij de gelovigen stevig in te houden.

Aangezien veel vrijmetselaars in de katholieke wereld deel uitmaakten van de Verlichting (Voltaire is wellicht de beroemdste) kon langs deze weg de vaart der volkeren een halt worden toegeroepen, zo was de filosofie van Rome. Deze op angst en demonisering drijvende propagandaslag werd later nog eens dunnetjes overgedaan door Adolf Hitler, die in de vrijmetselarij vooral een uitdrukking zag van het jodendom. Overal waar de nazi’s de macht hadden, werd de vrijmetselarij verboden als een ‘joods-bolsjewistische’ mantelorganisatie. Ook de Nederlandse broeders moesten het ontgelden als ‘volksvijandige organisatie’. Al in mei 1940 werden de Nederlandse loges ontbonden verklaard. De nazi’s stelden vervolgens diverse tempels van vrijmetselaars open voor publiek, zodat men met eigen ogen kon zien welke sinistere holen deze verenigingsruimten in heid zouden zijn.

Tot echte vervolging van de vrijmetselaars kwam het in Nederland niet, aldus Kwaadgras, met uitzondering van de grootmeester H. van Tongeren, die een van de drijvende krachten was achter de oprichting van het verzetsblad Vrij Nederland alvorens hij werd opgepakt en in concentratiekamp Saxenhausen overleed. Kwaadgras: ‘Van Tongeren was de enige die op grond van zijn vrijmetselaarschap werd opgepakt. Ook in oorlogstijd mag de vrijmetselarij nu eenmaal geen politieke posities innemen. Dat zou ook moeilijk kunnen, want zoiets vergt toch sturing van bovenaf en dat is nu precies iets waar de vrijmetselarij helemaal niet aan doet.

Niet voor niets wordt de spreuk “Op u komt het aan” gebruikt bij een van de inwijdingsceremoniën van nieuwe leden.’ IN NEDERLAND startten de vrijmetselaars hun officiële activiteiten in 1734, toen op 8(november in Den Haag aan de Fluwelen Burgwal de eerste loge werd opgericht. Daarvoor waren er ook al maçonnieke activiteiten in de Lage Landen. Zo werd hertog Frans I van Lotharingen in 1731 in Den Haag ingewijd als vrijmetselaar. Ook het huis van Oranje-Nassau kende sterke vrijmetselaarssympathieën. Prins Willem IV liet in de kleine eetzaal van paleis ‘t Loo een beeltenis aanbrengen van een Alziend oog, het maçonnieke symbool bij uitstek. Aldaar vergaderde de prins met vooraanstaande vrijmetselaars. In het Tweede Stadhouderloze tijdperk keerden de voormannen van de republiek zich sterk tegen de vrijmetselarij, die in hun ogen door de Oranjes werd gebruikt als springplank voor hun monarchale aspiraties in de Nederlanden. Dezelfde weerstanden leefden tijdens de Bataafse Republiek, de periode dat de Oranjes in ballingschap in Londen zaten. Toen was het maçonnieke verenigingsleven enige jaren het slachtoffer van een verbod, om de draad na de terugkomst van de Oranjes in 1815 weer op te pakken.

In 1816 was prins Frederik, zoon van koning Willem I, uitverkoren voor het grootmeesterschap van de vrijmetselaarsorde, het hoogste maçonnieke ambt. Hij bekleedde deze leidersfunctie meer dan veertig jaar, zowel voor de Nederlanden als voor Zuid-Afrika. Zijn benoeming werd van harte door de koning ondersteund, die verklaarde dat zijn zoon 'misschien als zodanig het vaderland van dienst kon zijn’. Bovendien stelde Willem I dat zijn grootvader, de verjaagde Willem V, ook al vrijmetselaar was geweest. Op 14 maart 1817 werd ook de latere koning Willem II ingewijd in het maçonnieke verenigingsleven. In 1866, toen Frederik het veertigjarige jubileum van zijn grootmeesterschap vierde, doneerde hij een zevenduizend banden tellende bibliotheek over vrijmetselarij, rozenkruisers, illuminaten, jezuïeten en andere geheime genootschappen aan de Orde. In de bibliotheek van het Cultureel Maçonniek Centrum Prins Frederik wordt daar nog altijd veel gebruik van gemaakt.  Eind negentiende eeuw was het prins Alexander, zoon van koning Willem III uit diens eerste huwelijk met Sophie, die alles op alles zette om aangesteld te worden als grootmeester-nationaal, waartoe hij op 18 juni 1882 inderdaad werd benoemd. De christelijke pers sprak daar indertijd nog schande van. Toen Alexander overleed schreef de antirevolutionaire De Standaard van Abraham Kuyper: ‘Het is te betreuren dat de kroonprins zich door deze verderfelijke en lichtzinnige sekte zodanig op sleeptouw heeft laten nemen en begoochelen, dat hij zich in zijn laatste levensuren met hare belangen nog bij voorkeure bezighield.’

Volgens Evert Kwaadgras was het grootmeesterschap van Frederik een succes. Deze Oranje zag in de vrijmetselarij vooral een middel om de noordelijke en zuidelijke Nederlanden te verenigen, een proces dat in 1830 echter toch definitief mislukte. Alexanders grootmeesterschap was minder geslaagd. Kwaadgras: ‘Alexander was toch wel een tikkeltje te excentriek. Hij zag in de vrijmetselarij vooral een kracht die zich veel meer zou moeten bemoeien met het openbare leven. Zijn kandidatuur was daarom ook onder vrijmetselaars geen onomstreden kwestie.’

Na Alexander waren er geen Oranjes meer die het grootmeesterschap van de Orde hebben vervuld. Ze meldden zich niet meer voor de functie aan. Anders dan in Engeland, waar de hertog van Kent traditioneel het hoogste maçonnieke ambt vervult. Wel bleven er sympathieën bestaan. Zo kreeg Juliana in 1954 bij een bezoek aan Engeland nog een hoge maçonnieke onderscheiding. Tal van beroemde Nederlanders waren actief als vrijmetselaar: Multatuli, Jacob van Lennep, Willem Drees sr., componist Willem Pijper, de vermaarde senator Lieftinck, dichter Hendrik Marsman. Maar anders dan in omringende landen werd hier nooit erg veel aandacht besteed aan de vrijmetselarij als verborgen politieke macht.Daarvoor liepen de posities van de diverse vrijmetselaars ook veel te veel door elkaar heen.

Heden ten dage maken bekende politici als de liberalen Vonhoff, Henk Koning en Henk Zeevalking geen geheim van hun maçonnieke voorliefde. Maar het profiel van het gemiddelde lid is onmogelijk te geven, aldus Kwaadgras. Vrijmetselaars kunnen onderling zulke afwijkende standpunten innemen dat zij helemaal niet geschikt zijn voor collectieve ondernemingen. Veel genoemde voorbeelden van loges in het buitenland die zich toelegden op criminele activiteiten dan wel politieke terreur - zoals de Italiaanse loge P-2 van de edelfascist Licio Gelli in de jaren zeventig en tachtig - zijn uitzonderingen, betoogt hij. Kwaadgras: ‘Daar werd de vrijmetselarij gebruikt als dekmantel voor criminele activiteiten die op zich niets met de maçonniek hebben te maken. Dat kan ook andere organisaties overkomen. Overigens was P-2 al voor de bom barstte door het Italiaanse Grootoosten buiten de orde geplaatst. Maar Gelli ging op eigen houtje door. Vrijmetselarij is nu eenmaal geen beschermd artikel.’

DE CLASSICUS Anton van Hooff keerde zich in 1995 in een stuk in NRC Handelsblad tegen rituelen van de vrijmetselarij, die volgens hem niet zozeer als conspirerend gezelschap maar eerder als een soort padvinderij dient te worden gezien. ‘Het is onthutsend te merken hoe schamel de boodschap is die de maçonnieken hebben, nu ze het wat minder nauw willen nemen met hun zwijgplicht’, fulmineerde Van Hooff. ‘Wat ze te bieden hebben is sfeer en een lege cultus.  Is de wereld, te beginnen bij Nederland, niet onderhand te oud voor zulke jongensclubs als de vrijmetselarij?’ Blijkbaar niet, want het aantal loges - al dan niet verbonden aan het Grootoosten in Den Haag - neemt nog steeds hand over hand toe.  Ook de gemengde vrijmetselarij - waar vrouwen mogen toetreden - timmert aan de weg. En tal van allochtonen richten zich op het maçonnieke verenigingsleven. Zo is er nu een geheel Surinaamse loge, de Orde der Mechanics in de Pride of Solomon’s Temple in Amsterdam. Recent werd in de hoofdstad al een filiaal geopend van de Amerikaanse vrijmetselarij. In het occulte kielzog van de New Age blijkt de vrijmetselarij ook op de drempel van het nieuwe millennium voor tal van zoekers haar magie te hebben behouden. Daar vermag ook Andries Knevel weinig tegen te doen.

 

 

ALLE  RECHTEN  VOORBEHOUDEN - L'AGE D'OR 2023

 

1440 / 900

820 /

 

OP U KOMT HET AAN! Uit een oudere "Groene Amsterdammer" lichtten wij het hieronder bewerkte stuk dat een goede indruk geeft van de soms gespannen verhoudingen tussen vrijmetselarij en de wereld. Opvallend accent is daarbij het acteren van de EO, die met een ongefundeerde documantaire meenden hun licht te moeten laten schijnen op vrijmetselarij. Uiteindelijk werden Andries Knevel en de zijnen gedwongen te rectificeren. In dit stuk wordt ook Evert Kwaadgras genoemd, een prominent oud-lid van L'Age d'Or. Kwaadgras was classicus en conservator van het Cultureel Maçonniek Centrum Prins Frederik in Den Haag. Als internationaal gevierd kenner van de maçonnieke geschiedenis grijpt Kwaadgras vaak in als er verkeerde beeldvorming over de vrijmetselarij ontstaat in de Nederlandse pers. Koning Willem II, Multatuli, Drees sr. en Henk Vonhoff; zij waren lid van de Nederlandse vrijmetselarij, diein 1999 haar 265-jarige jubileum vierde. Het voorheen zo onbenaderbare maçonnieke bolwerk timmert de laatste jaren in alle openheid aan de weg. Maar aan de soms hysterische vooroordelen is nog steeds geen eind gekomen. René Zwaap Source: De Groene Amsterdammer, 7 juli 1999 – verschenen in nr. 27

Afkomstig uit een antiquarische publicatie van het periodiek "De Groene Amsterdammer", hebben wij het navolgende fragment geëxcerpeerd, hetwelk een minutieuze analyse presenteert van de soms gespannen interacties tussen de vrijmetselarij en de bredere samenleving. Een opmerkelijk aandachtspunt binnen dit exposé ligt op de handelwijze van de Evangelische Omroep (EO), die er bewust voor opteerde om, middels een niet-onderbouwde documentaire, de schijnwerpers te richten op de vrijmetselarij. De uiteindelijke uitkomst van deze strategie dwong Andries Knevel en zijn medestanders tot een formele rectificatie.

In dit exposé wordt tevens melding gemaakt van de persoon van Evert Kwaadgras, een eminent voormalig lid van de loge L'Age d'Or. Kwaadgras, beoefenaar van de klassieke filologie en conservator van het Cultureel Maçonniek Centrum Prins Frederik in Den Haag, verwierf internationale eruditie als een gezaghebbend kenner van de maçonnieke geschiedenis. Hij trad regelmatig op als bemiddelaar wanneer er een potentieel vertekend beeld dreigde te ontstaan rondom de vrijmetselarij in de Nederlandse media. Op deze wijze trachtte hij de authentieke essentie van de vrijmetselarij te belichten en misvattingen te corrigeren, alsmede bij te dragen aan een genuanceerdere perceptie van deze broederschap binnen de maatschappelijke context.

IN HEEL DE wereld hebben vrijmetselaars de afgelopen maanden krachtige protesten laten horen tegen het voornemen van de Britse regering onder leiding van Tony Blair om rechters, officieren van justitie en politieagenten voortaan verplicht te stellen hun eventuele lidmaatschap van een vrijmetselaarsloge openbaar te maken. De kwestie van de maçonnieke meldingsplicht kwam verleden jaar ter tafel in Wales en sloeg vervolgens over naar het Engelse parlement, waar Labour-veteraan Chris Mullin, voorzitter van de commissie Binnenlandse Zaken van de House of Commons, een prestigekwestie maakte van het ontrafelen van veronderstelde vrijmetselaarsnetwerken bij politie en justitie.

Aanleiding voor dit opmerkelijke Labour-offensief waren enkele door de Britse pers aangezwengelde affaires waaruit zou blijken dat vrijmetselaars bij justitie en politie ‘een macht binnen de macht’ zouden vormen, waar onderlinge broederschap zou prevaleren boven recht. Deze solidariteit onder gezagdragende vrijmetselaars zou niet alleen hebben geleid tot enkele denderende corruptie-affaires, maar bijvoorbeeld ook tot onterechte veroordelingen, onder andere inzake de beruchte bomaanslag op een pub in Birmingham.

Vrijmetselend Engeland, met 8500 ‘loges’ zonder meer het maçonnieke hartland van Europa (ter vergelijking: Nederland telt er 145, waar in totaal zo'n 6000 leden bij zijn aangesloten), protesteerde uit alle macht tegen het anti-maçonnieke temperament dat zich kennelijk van Labour meester heeft gemaakt. Maar veel helpen deed dat vooralsnog niet.

Eerder dit jaar deed de Engelse regering een proef om Britse justitieambtenaren op basis van vrijwilligheid te laten melden of zij lid waren van een vrijmetselaarsorde. De bevindingen van die enquête werden gepubliceerd in een regeringsrapport. Daaruit bleek dat een op de vijf (mannelijke) magistraten in Engeland lid is van een vrijmetselaarsloge. Bij gewone rechters lag het percentage op bijna vijf, terwijl onder mannelijke gerechtsambtenaren het per centage actieve vrijmetselaars op negentien zou liggen. Volgens Lord Chancellor Lord Irivine, hoofd van de rechterlijke macht, zou onder druk van de publieke opinie een openbaar register moeten worden aangelegd. Hij gaf toe dat dat in hoge mate controversieel was, maar: ‘Het is duidelijk dat alle rechters hun maçonnieke bindingen openlijk moeten melden als er een mede-vrijmetselaar voor de rechtbank verschijnt.

’ LABOUR-PARLEMENTARIËR Mullin stelde reeds dat de maçonnieke meldingsplicht ingevoerd zou moeten worden. ‘Er bestaat veel ongefundeerde paranoia over de vrijmetselarij, maar het geloof dat ongeoorloofde maçonnieke invloed een rol speelt in het openbare leven is wijd verbreid’, schreef Mullin in een rapport waarin verontwaardigd werd gereageerd op de weigering van 48 procent van de leden van het Openbaar Ministerie om aan het parlementaire onderzoek mee te doen.

Ook onder de naar schatting zesduizend vrijmetselaars in Nederland hebben de ont wikkelingen in Engeland tot grote opschudding geleid. Diverse Nederlandse vrijmetselaars grepen naar de pen om in ingezonden brieven aan de Britse pers lucht te geven aan hun verontwaardiging over de huns inziens puur discriminerende maatregelen.

Vrijmetselaar Evert Kwaadgras, conservator van het Cultureel Maçonniek Centrum Prins Frederik in Den Haag, vertelt dat er plannen bestaan om de regering-Blair aan te klagen bij het Europese Hof van de Mensenrechten. ‘De Labour-regering ziet de vrijmetselarij kennelijk als een typisch bolwerk van de conservatieven, waar ze nu eens ongebreideld jacht op kunnen maken. Zelf kom ik regelmatig over de vloer bij Engelse vrijmetselaars, en die zijn zeer verontrust. De enige groep mensen van wie in Engeland tot voor kort een openbaar register werd bijgehouden, zijn pedofielen. Daar worden vrijmetselaars nu kennelijk mee gelijkgesteld. Deze maatregel druist volledig in tegen de vrijheid van vergadering en dreigt een gevaarlijk precedent te scheppen.

’ KWAADGRAS, VAN HUIS uit classicus en sinds jaar en dag lid van de Orde der vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden, is niet alleen een internationaal gevierd kenner van de maçonnieke geschiedenis, hij grijpt ook in als de traditionele legendevorming over aard en wezen van de vrijmetselarij in de Nederlandse pers op hol slaat. Bijvoorbeeld toen de Evangelische Omroep december verleden jaar een documentaire over de vrijmetselarij op tv vertoonde.

In een begeleidend artikel in het EO-blad Visie werd de vrijmetselarij beschreven als niet minder dan een soort satanische sekte, alwaar de leden in hun tempels allerlei blasfemische rituelen zouden opvoeren, compleet met het drinken van wijn uit doodshoofden, broeierige seksuele riten en curieuze pseudo-martelpraktijken ter vergroting van de clubgeest. De nijvere speurders van Andries Knevels EO hadden vooral gretig geput uit Internet-bronnen uit de Amerikaanse Bible-belt.

Kwaadgras: ‘De EO verkondigde kennelijk op gezag van een Amerikaanse bron op Internet dat geheel Washington stedebouwkundig zou zijn vormgegeven aan de hand van een geheim maçonniek concept - ook zo'n staaltje van pure idiotie.’ Daarnaast, zo signaleerde Kwaadgras, putte de EO gretig uit het oeuvre van de Franse satiricus Léo Taxil (1854-1907), die onder het motto ‘Tuons-les par rire’ een geheel eigen maconnieke strijdwijze voerde.

Toen paus Leo XIII in 1884 in zijn encycliek Humanum genus de roomse banvloek tegen de vrijmetselaars nog eens bekrachtigde, reageerde Taxil met een boekwerk waarin alle vanuit het Vaticaan geventileerde beschuldigingen versus de vrijmetselaars in nog grovere karikaturen werden bevestigd. Taxils burleske verzinsels groeiden uit tot een soort anti-vrijmetselaarsbijbel. De Franse beroepsbedrieger werd zelfs op audiëntie bij de paus gevraagd en was de ster van een Europees anti-maçonniek congres dat op eerste paasdag 1897 in aanwezigheid van 37 bisschoppen werd belegd in het Italiaanse Trente. Daar maakte Taxil bekend dat hij zijn publiek maar liefst twaalf jaar lang in het ootje had genomen, hetgeen hem niet in dank werd afgenomen. Taxils spel met de grenzen van de bigotte geest bleek honderd jaar na dato nog steeds effectief in het hoofdkwartier van de EO. Na dreiging met een kort geding van de Orde der vrijmetselaren ging de EO over tot rectificatie.

HET SYMBOLENRIJK van de vrijmetselaars - voor de buitenwacht vooral bekend van Mozarts Zauberflöte - stuit buiten de tempels nog altijd op veel onbegrip. R.J.H. Bremer, zegsman van het aan de Haagse Prinsessegracht gevestigde maçonnieke hoofdkwartier: ‘Het feit dat wij een besloten vereniging zijn doet bij bepaalde kringen nog steeds de hoofden op hol slaan. Maar waarom de EO nu nog zulke klinkklare onzin over ons verkondigt, is mij een raadsel. Er zitten genoeg protestanten onder onze zesduizend leden, net als katholieken en moslims trouwens.’

Bakermat van alle vooroordelen jegens de vrijmetselarij is ongetwijfeld het Vaticaan, dat in de denkbeelden van de maçonniek, waarin echo’s van zowel de Egyptische hermetiek en de tempeliers als van de Kathaarse gnostiek weerklinken, altijd een bedreiging heeft gezien. Door de geheime ‘ritualen’ van de vrijmetselaars te benoemen als erediensten voor de duivel, slaagde Rome erin de angst voor deze vreemde wereld er bij de gelovigen stevig in te houden.

Aangezien veel vrijmetselaars in de katholieke wereld deel uitmaakten van de Verlichting (Voltaire is wellicht de beroemdste) kon langs deze weg de vaart der volkeren een halt worden toegeroepen, zo was de filosofie van Rome. Deze op angst en demonisering drijvende propagandaslag werd later nog eens dunnetjes overgedaan door Adolf Hitler, die in de vrijmetselarij vooral een uitdrukking zag van het jodendom. Overal waar de nazi’s de macht hadden, werd de vrijmetselarij verboden als een ‘joods-bolsjewistische’ mantelorganisatie.

Ook de Nederlandse broeders moesten het ontgelden als ‘volksvijandige organisatie’. Al in mei 1940 werden de Nederlandse loges ontbonden verklaard. De nazi’s stelden vervolgens diverse tempels van vrijmetselaars open voor publiek, zodat men met eigen ogen kon zien welke sinistere holen deze verenigingsruimten in heid zouden zijn.

Tot echte vervolging van de vrijmetselaars kwam het in Nederland niet, aldus Kwaadgras, met uitzondering van de grootmeester H. van Tongeren, die een van de drijvende krachten was achter de oprichting van het verzetsblad Vrij Nederland alvorens hij werd opgepakt en in concentratiekamp Saxenhausen overleed. Kwaadgras: ‘Van Tongeren was de enige die op grond van zijn vrijmetselaarschap werd opgepakt. Ook in oorlogstijd mag de vrijmetselarij nu eenmaal geen politieke posities innemen. Dat zou ook moeilijk kunnen, want zoiets vergt toch sturing van bovenaf en dat is nu precies iets waar de vrijmetselarij helemaal niet aan doet.

Niet voor niets wordt de spreuk “Op u komt het aan” gebruikt bij een van de inwijdingsceremoniën van nieuwe leden.’ IN NEDERLAND startten de vrijmetselaars hun officiële activiteiten in 1734, toen op 8(november in Den Haag aan de Fluwelen Burgwal de eerste loge werd opgericht. Daarvoor waren er ook al maçonnieke activiteiten in de Lage Landen. Zo werd hertog Frans I van Lotharingen in 1731 in Den Haag ingewijd als vrijmetselaar. Ook het huis van Oranje-Nassau kende sterke vrijmetselaarssympathieën. Prins Willem IV liet in de kleine eetzaal van paleis ‘t Loo een beeltenis aanbrengen van een Alziend oog, het maçonnieke symbool bij uitstek. Aldaar vergaderde de prins met vooraanstaande vrijmetselaars. In het Tweede Stadhouderloze tijdperk keerden de voormannen van de republiek zich sterk tegen de vrijmetselarij, die in hun ogen door de Oranjes werd gebruikt als springplank voor hun monarchale aspiraties in de Nederlanden. Dezelfde weerstanden leefden tijdens de Bataafse Republiek, de periode dat de Oranjes in ballingschap in Londen zaten. Toen was het maçonnieke verenigingsleven enige jaren het slachtoffer van een verbod, om de draad na de terugkomst van de Oranjes in 1815 weer op te pakken.

In 1816 was prins Frederik, zoon van koning Willem I, uitverkoren voor het grootmeesterschap van de vrijmetselaarsorde, het hoogste maçonnieke ambt. Hij bekleedde deze leidersfunctie meer dan veertig jaar, zowel voor de Nederlanden als voor Zuid-Afrika. Zijn benoeming werd van harte door de koning ondersteund, die verklaarde dat zijn zoon 'misschien als zodanig het vaderland van dienst kon zijn’. Bovendien stelde Willem I dat zijn grootvader, de verjaagde Willem V, ook al vrijmetselaar was geweest. Op 14 maart 1817 werd ook de latere koning Willem II ingewijd in het maçonnieke verenigingsleven. In 1866, toen Frederik het veertigjarige jubileum van zijn grootmeesterschap vierde, doneerde hij een zevenduizend banden tellende bibliotheek over vrijmetselarij, rozenkruisers, illuminaten, jezuïeten en andere geheime genootschappen aan de Orde. In de bibliotheek van het Cultureel Maçonniek Centrum Prins Frederik wordt daar nog altijd veel gebruik van gemaakt.

Eind negentiende eeuw was het prins Alexander, zoon van koning Willem III uit diens eerste huwelijk met Sophie, die alles op alles zette om aangesteld te worden als grootmeester-nationaal, waartoe hij op 18 juni 1882 inderdaad werd benoemd. De christelijke pers sprak daar indertijd nog schande van. Toen Alexander overleed schreef de antirevolutionaire De Standaard van Abraham Kuyper: ‘Het is te betreuren dat de kroonprins zich door deze verderfelijke en lichtzinnige sekte zodanig op sleeptouw heeft laten nemen en begoochelen, dat hij zich in zijn laatste levensuren met hare belangen nog bij voorkeure bezighield.’

Volgens Evert Kwaadgras was het grootmeesterschap van Frederik een succes. Deze Oranje zag in de vrijmetselarij vooral een middel om de noordelijke en zuidelijke Nederlanden te verenigen, een proces dat in 1830 echter toch definitief mislukte. Alexanders grootmeesterschap was minder geslaagd. Kwaadgras: ‘Alexander was toch wel een tikkeltje te excentriek. Hij zag in de vrijmetselarij vooral een kracht die zich veel meer zou moeten bemoeien met het openbare leven. Zijn kandidatuur was daarom ook onder vrijmetselaars geen onomstreden kwestie.’

Na Alexander waren er geen Oranjes meer die het grootmeesterschap van de Orde hebben vervuld. Ze meldden zich niet meer voor de functie aan. Anders dan in Engeland, waar de hertog van Kent traditioneel het hoogste maçonnieke ambt vervult. Wel bleven er sympathieën bestaan. Zo kreeg Juliana in 1954 bij een bezoek aan Engeland nog een hoge maçonnieke onderscheiding. Tal van beroemde Nederlanders waren actief als vrijmetselaar: Multatuli, Jacob van Lennep, Willem Drees sr., componist Willem Pijper, de vermaarde senator Lieftinck, dichter Hendrik Marsman. Maar anders dan in omringende landen werd hier nooit erg veel aandacht besteed aan de vrijmetselarij als verborgen politieke macht.Daarvoor liepen de posities van de diverse vrijmetselaars ook veel te veel door elkaar heen.

Heden ten dage maken bekende politici als de liberalen Vonhoff, Henk Koning en Henk Zeevalking geen geheim van hun maçonnieke voorliefde. Maar het profiel van het gemiddelde lid is onmogelijk te geven, aldus Kwaadgras. Vrijmetselaars kunnen onderling zulke afwijkende standpunten innemen dat zij helemaal niet geschikt zijn voor collectieve ondernemingen. Veel genoemde voorbeelden van loges in het buitenland die zich toelegden op criminele activiteiten dan wel politieke terreur - zoals de Italiaanse loge P-2 van de edelfascist Licio Gelli in de jaren zeventig en tachtig - zijn uitzonderingen, betoogt hij. Kwaadgras: ‘Daar werd de vrijmetselarij gebruikt als dekmantel voor criminele activiteiten die op zich niets met de maçonniek hebben te maken. Dat kan ook andere organisaties overkomen. Overigens was P-2 al voor de bom barstte door het Italiaanse Grootoosten buiten de orde geplaatst. Maar Gelli ging op eigen houtje door. Vrijmetselarij is nu eenmaal geen beschermd artikel.’

DE CLASSICUS Anton van Hooff keerde zich in 1995 in een stuk in NRC Handelsblad tegen rituelen van de vrijmetselarij, die volgens hem niet zozeer als conspirerend gezelschap maar eerder als een soort padvinderij dient te worden gezien. ‘Het is onthutsend te merken hoe schamel de boodschap is die de maçonnieken hebben, nu ze het wat minder nauw willen nemen met hun zwijgplicht’, fulmineerde Van Hooff. ‘Wat ze te bieden hebben is sfeer en een lege cultus.

Is de wereld, te beginnen bij Nederland, niet onderhand te oud voor zulke jongensclubs als de vrijmetselarij?’ Blijkbaar niet, want het aantal loges - al dan niet verbonden aan het Grootoosten in Den Haag - neemt nog steeds hand over hand toe.

Ook de gemengde vrijmetselarij - waar vrouwen mogen toetreden - timmert aan de weg. En tal van allochtonen richten zich op het maçonnieke verenigingsleven. Zo is er nu een geheel Surinaamse loge, de Orde der Mechanics in de Pride of Solomon’s Temple in Amsterdam. Recent werd in de hoofdstad al een filiaal geopend van de Amerikaanse vrijmetselarij. In het occulte kielzog van de New Age blijkt de vrijmetselarij ook op de drempel van het nieuwe millennium voor tal van zoekers haar magie te hebben behouden. Daar vermag ook Andries Knevel weinig tegen te doen.

 

1440 / 900

1366 - 768

OP U KOMT HET AAN! Uit een oudere "Groene Amsterdammer" lichtten wij het hieronder bewerkte stuk dat een goede indruk geeft van de soms gespannen verhoudingen tussen vrijmetselarij en de wereld. Opvallend accent is daarbij het acteren van de EO, die met een ongefundeerde documantaire meenden hun licht te moeten laten schijnen op vrijmetselarij. Uiteindelijk werden Andries Knevel en de zijnen gedwongen te rectificeren. In dit stuk wordt ook Evert Kwaadgras genoemd, een prominent oud-lid van L'Age d'Or. Kwaadgras was classicus en conservator van het Cultureel Maçonniek Centrum Prins Frederik in Den Haag. Als internationaal gevierd kenner van de maçonnieke geschiedenis grijpt Kwaadgras vaak in als er verkeerde beeldvorming over de vrijmetselarij ontstaat in de Nederlandse pers. Koning Willem II, Multatuli, Drees sr. en Henk Vonhoff; zij waren lid van de Nederlandse vrijmetselarij, diein 1999 haar 265-jarige jubileum vierde. Het voorheen zo onbenaderbare maçonnieke bolwerk timmert de laatste jaren in alle openheid aan de weg. Maar aan de soms hysterische vooroordelen is nog steeds geen eind gekomen. René Zwaap Source: De Groene Amsterdammer, 7 juli 1999 – verschenen in nr. 27
OP U KOMT HET AAN! Uit een oudere "Groene Amsterdammer" lichtten wij het hieronder bewerkte stuk dat een goede indruk geeft van de soms gespannen verhoudingen tussen vrijmetselarij en de wereld. Opvallend accent is daarbij het acteren van de EO, die met een ongefundeerde documantaire meenden hun licht te moeten laten schijnen op vrijmetselarij. Uiteindelijk werden Andries Knevel en de zijnen gedwongen te rectificeren. In dit stuk wordt ook Evert Kwaadgras genoemd, een prominent oud-lid van L'Age d'Or. Kwaadgras was classicus en conservator van het Cultureel Maçonniek Centrum Prins Frederik in Den Haag. Als internationaal gevierd kenner van de maçonnieke geschiedenis grijpt Kwaadgras vaak in als er verkeerde beeldvorming over de vrijmetselarij ontstaat in de Nederlandse pers. Koning Willem II, Multatuli, Drees sr. en Henk Vonhoff; zij waren lid van de Nederlandse vrijmetselarij, diein 1999 haar 265-jarige jubileum vierde. Het voorheen zo onbenaderbare maçonnieke bolwerk timmert de laatste jaren in alle openheid aan de weg. Maar aan de soms hysterische vooroordelen is nog steeds geen eind gekomen. René Zwaap Source: De Groene Amsterdammer, 7 juli 1999 – verschenen in nr. 27

1280 / 720

OP U KOMT HET AAN! Uit een oudere "Groene Amsterdammer" lichtten wij het hieronder bewerkte stuk dat een goede indruk geeft van de soms gespannen verhoudingen tussen vrijmetselarij en de wereld. Opvallend accent is daarbij het acteren van de EO, die met een ongefundeerde documantaire meenden hun licht te moeten laten schijnen op vrijmetselarij. Uiteindelijk werden Andries Knevel en de zijnen gedwongen te rectificeren. In dit stuk wordt ook Evert Kwaadgras genoemd, een prominent oud-lid van L'Age d'Or. Kwaadgras was classicus en conservator van het Cultureel Maçonniek Centrum Prins Frederik in Den Haag. Als internationaal gevierd kenner van de maçonnieke geschiedenis grijpt Kwaadgras vaak in als er verkeerde beeldvorming over de vrijmetselarij ontstaat in de Nederlandse pers. Koning Willem II, Multatuli, Drees sr. en Henk Vonhoff; zij waren lid van de Nederlandse vrijmetselarij, diein 1999 haar 265-jarige jubileum vierde. Het voorheen zo onbenaderbare maçonnieke bolwerk timmert de laatste jaren in alle openheid aan de weg. Maar aan de soms hysterische vooroordelen is nog steeds geen eind gekomen. René Zwaap Source: De Groene Amsterdammer, 7 juli 1999 – verschenen in nr. 27
OP U KOMT HET AAN! Uit een oudere "Groene Amsterdammer" lichtten wij het hieronder bewerkte stuk dat een goede indruk geeft van de soms gespannen verhoudingen tussen vrijmetselarij en de wereld. Opvallend accent is daarbij het acteren van de EO, die met een ongefundeerde documantaire meenden hun licht te moeten laten schijnen op vrijmetselarij. Uiteindelijk werden Andries Knevel en de zijnen gedwongen te rectificeren. In dit stuk wordt ook Evert Kwaadgras genoemd, een prominent oud-lid van L'Age d'Or. Kwaadgras was classicus en conservator van het Cultureel Maçonniek Centrum Prins Frederik in Den Haag. Als internationaal gevierd kenner van de maçonnieke geschiedenis grijpt Kwaadgras vaak in als er verkeerde beeldvorming over de vrijmetselarij ontstaat in de Nederlandse pers. Koning Willem II, Multatuli, Drees sr. en Henk Vonhoff; zij waren lid van de Nederlandse vrijmetselarij, diein 1999 haar 265-jarige jubileum vierde. Het voorheen zo onbenaderbare maçonnieke bolwerk timmert de laatste jaren in alle openheid aan de weg. Maar aan de soms hysterische vooroordelen is nog steeds geen eind gekomen. René Zwaap Source: De Groene Amsterdammer, 7 juli 1999 – verschenen in nr. 27

1024 - 768

 

OP U KOMT HET AAN!

Uit een oudere "Groene Amsterdammer" lichtten wij het hieronder bewerkte stuk dat een goede indruk geeft van de soms gespannen verhoudingen tussen vrijmetselarij en de wereld. Opvallend accent is daarbij het acteren van de EO, die met een ongefundeerde documantaire meenden hun licht te moeten laten schijnen op vrijmetselarij. Uiteindelijk werden Andries Knevel en de zijnen gedwongen te rectificeren.

In dit stuk wordt ook Evert Kwaadgras genoemd, een prominent oud-lid van L'Age d'Or. Kwaadgras was classicus en conservator van het Cultureel Maçonniek Centrum Prins Frederik in Den Haag. Als internationaal gevierd kenner van de maçonnieke geschiedenis grijpt Kwaadgras vaak in als er verkeerde beeldvorming over de vrijmetselarij ontstaat in de Nederlandse pers.

Koning Willem II, Multatuli, Drees sr. en Henk Vonhoff; zij waren lid van de Nederlandse vrijmetselarij, diein 1999 haar 265-jarige jubileum vierde. Het voorheen zo onbenaderbare maçonnieke bolwerk timmert de laatste jaren in alle openheid aan de weg. Maar aan de soms hysterische vooroordelen is nog steeds geen eind gekomen.

René Zwaap

Source: De Groene Amsterdammer, 7 juli 1999 – verschenen in nr. 27

414 - 736

375-667

 

 / 896